KIA V
Home
Test

Instrumenten voor onze programmering (financieel)

 

Subsidies en andere financiële prikkels kunnen een belangrijke stimulans geven aan de (door)ontwikkeling van sleuteltechnologieën. Er zijn diverse generieke financieringsinstrumenten die ook voor projecten of programma’s met een sleuteltechnologiecomponent ingezet kunnen worden. Denk hierbij aan instrumenten zoals de Wet bevordering speur en ontwikkelingswerk (WBSO), de Vroegefasefinanciering, het Innovatiekrediet, Seed Capital en de mogelijkheden bij Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen. Ze dragen (indirect) bij aan het stimuleren van innovaties op het gebied van de maatschappelijke thema’s en sleuteltechnologieën.

Generieke financieringsinstrumenten

Via deze fiscale regeling stimuleert het kabinet ondernemers in alle bedrijfssectoren om meer te investeren in onderzoek en ontwikkeling (R&D, ook wel S&O genoemd). Met WBSO kunnen ondernemers hun loonkosten en andere kosten en uitgaven van S&O-projecten verlagen. Daarvoor ontvangen zij een korting op de loonheffingen.

De VFF is een risicodragende lening die startende ondernemers en mkb-ondernemingen kunnen aanvragen voor een werkend demonstratiemodel. Het draagt bij aan de ontwikkeling van een product, proces of dienst waarvan het werkingsprincipe (proof of principle) al is aangetoond. Het idee is dat het demonstratiemodel ook de (commerciële) potentie laat zien (proof of concept) waarmee een idee van plan- naar startfase gaat.

Het Innovatiekrediet is een risicodragende geldlening voor met name het innovatieve mkb en start-ups. Het Innovatiekrediet helpt ondernemers aan financiering voor innovatieprojecten met een sterke businesscase, in een fase dat zij bij banken nog nauwelijks voor financiering in aanmerking komen.

Via deze regeling verstrekt de overheid kapitaal aan investeringsfondsen die met risicokapitaal investeren in technostarters of creatieve starters. Die worden zo geholpen om risicokapitaal te verwerven.

ROM’s zijn op initiatief van EZK opgericht om de regionale economie in het algemeen te versterken. Ze helpen ondernemers onder meer met (co)financiering om te innoveren en internationaliseren en om hun groei te versnellen. ROM’s zijn ook betrokken bij de ‘uitvoering’ van sommige instrumenten. Ze verstrekken bijvoorbeeld de VVF. Ook kan een ROM een EFRO-voucherregeling uitvoeren of deelnemen aan een EFRO- of Interreg-project om het regionale mkb te steunen.

Het Kernteam stimuleert een breed gebruik van missiegedreven innovatiebeleid-instrumenten en Europese en internationale programma’s als financieringsmogelijkheden voor de KIA Sleuteltechnologieën. Hieronder geven we een korte beschrijving van de (innovatie-)instrumenten. Ze worden via verschillende organisaties ingezet voor het missiegedreven innovatiebeleid.

Het Nationaal Groeifonds is een belangrijk instrument om economisch en maatschappelijke waarde te realiseren. Er bestaan twee indieningsroutes: de subsidieroute en de departementale route. Beide routes zijn bedoeld voor voorstellen die aantoonbaar bijdragen aan het vergroten van het duurzame verdienvermogen.

Via de subsidieroute kan een instelling of onderneming zelf rechtstreeks een aanvraag indienen voor een voorstel dat in overeenstemming is met de doelstellingen en de voorwaarden van het Nationaal Groeifonds. Daarnaast is er de departementale route, welke is bedoeld voor voorstellen van departementen zelf. Het gaat dan om voorstellen die deze departementen in beginsel zelf (laten) uitvoeren. Het departement kijkt naar mogelijkheden om vanuit het private domein een bijdrage te leveren aan het beleid. Een departement werkt bij de totstandkoming van het voorstel eventueel samen met veldpartijen. Zo’n departementaal voorstel moet passen binnen het departementale beleid. De Nationale Technologiestrategie die wordt ontwikkeld is een uiting van departementaal beleid. 

Kennisontwikkeling, -verspreiding en innovatie zijn gebaat bij intensieve samenwerking tussen de excellente Nederlandse publieke kennisinfrastructuur en innovatieve bedrijven. Met de per 2024 vernieuwde PPS-innovatieregeling (voorheen ‘PPS-toeslag Onderzoek en Innovatie’) stimuleert EZK publiek-private samenwerking (PPS) tussen deze bedrijven en onderzoeksorganisaties en de private financiële inleg daarbij. Doel hiervan is meer (vraaggestuurd) onderzoek dat direct aansluit bij de behoefte van het bedrijfsleven. Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) stellen hun PPS-programma’s op. Ze geven hierin aan hoe publiek-private samenwerking bijdraagt aan de nieuwe KIA’s. Vervolgens bepalen de TKI’s op basis van hun PPS-programma welke publiek-private innovatieprojecten worden uitgevoerd, onder voorwaarde dat het onderzoek bijdraagt aan het realiseren van de KIA’s.

De MIT stimuleert innovatie bij het midden- en kleinbedrijf (mkb). Bovendien stimuleert de MIT dat projecten van het mkb beter aansluiten bij de KIA’s. De MIT kent verschillende instrumenten: R&D-samenwerkingsprojecten, haalbaarheidsstudies en kennisvouchers. Daarnaast is er geld beschikbaar voor TKI-netwerkactiviteiten en TKI-Innovatiemakelaars. Sinds 2015 wordt de MIT uitgevoerd en gefinancierd in samenwerking met de provincies. De MIT is in 2023 geëvalueerd. Op basis van de aanbevelingen zal de MIT vanaf 2025 vermoedelijk worden aangepast.

Missiegedreven thematische calls zijn gericht op de prioriteiten van de KIA’s. Daarnaast wordt in de KIC-periode 2024-2027 meer ingezet op cross-over calls, waarbij meerdere KIA’s samenwerken op een thema voor een KIC-call.

Binnen dit instrument draagt NWO 30% bij aan de begroting om sterke publiek-private consortia te financieren die gedurende een periode van 10 jaar onderzoek verrichten. Voorstellen richten zich op het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid.

Binnen dit instrument biedt NWO ruimte aan consortia om zich te organiseren, te ontwikkelen en uit te groeien tot een omvang waarvan maatschappelijke en economische impact verwacht mag worden. Consortia dienen een projectvoorstel in vanuit een zelfgekozen kennis- of ontwikkelvraag die past binnen een of meerdere KIA’s.

Deze NWO-KIC hoofdlijn is gericht op het stimuleren en financieren van praktijkgericht onderzoek en wordt uitgevoerd door Regieorgaan SIA (onderdeel NWO). Praktijkgerichte onderzoekers - van bijvoorbeeld hogescholen - kunnen gebruik maken van de diverse instrumenten (waaronder KIEM, SPRONG en L.INT) die aansluiten op de ambitie van KIA ST en op de missies van de thematische KIA’s.

Dit programma biedt bedrijven en andere organisaties een laagdrempelige manier om aan te sluiten bij wetenschappelijk onderzoek dat moet leiden tot toepasbare kennis.

Dit programma kan een vervolgstap bieden op een OTP-project. Het is gericht op innovatie met economische en maatschappelijke impact. Deelnemers ontwikkelen nieuwe (sleutel)technologie via een multidisciplinaire aanpak. In alle vooraanmeldingen en aanvragen moet ten minste één sleuteltechnologie zijn geadresseerd, en aanvragen moeten passen binnen een van de KIA's uit het missiegedreven innovatiebeleid.

Met dit financieringsinstrument kunnen onderzoekers individueel of gezamenlijk onderzoeksvoorstellen indienen voor ongebonden, nieuwsgierigheidsgedreven fundamenteel onderzoek. Het instrument staat open voor onderzoeksvoorstellen met een vraagstelling in het (grens)gebied van aardwetenschappen, astronomie, chemie, informatica, levenswetenschappen, natuurkunde en wiskunde. Er zijn zowel kleinschalige als grootschalige subsidies.

Dit wetenschapsbrede financieringsinstrument stimuleert bedrijvigheid en ondernemerschap vanuit de Nederlandse kennisinstellingen. Academische ondernemers, maar ook starters uit hbo-instellingen en starters die gebruikmaken van kennis van TO2-instellingen, kunnen daarmee hun innovatieve onderzoeksresultaten naar de markt brengen.

Europese en internationale programma’s dragen (indirect) bij aan het stimuleren van innovaties op het gebied van de maatschappelijke thema’s en sleuteltechnologieën. Zo neemt Nederland deel aan Europese en internationale programma’s zoals Eureka Clusters en de Horizon Europe-partnerschappen. Ook krijgen bedrijven samen met kennisinstellingen financieel steun van het Rijk als ze deelname aan specifieke projecten in het kader van het NGF en zogeheten ‘belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang’ (IPCEI).

Dit Europese programma voor onderzoek en innovatie loopt van 2021 tot en met 2027 met een totaalbudget van ongeveer € 95 miljard. Uitgangspunten zijn excellentie en maatschappelijke impact. Doel van Horizon Europe is de wetenschappelijke en technologische basis van de EU te versterken en de economische en maatschappelijke impact van investeringen in onderzoek en innovatie te vergroten.

Met de Horizon Europe partnerschappen (publiek-private samenwerkingsverbanden) en aanpalende Europese onderzoek- en Innovatieprogramma’s verstrekt de EU excellentie en de samenwerking binnen Europa. Dat gebeurt op strategische onderzoeks- en innovatiethema’s die een belangrijke bijdrage leveren aan de grote maatschappelijke en technologische uitdagingen van deze tijd. Denk bijvoorbeeld aan chips- en kwantumtechnologie of klimaat. Nederland neemt onder meer deel aan de Chips Joint Undertaking (voorheen: Key Digital Technologies), EuroHPC (high performance computing), Eurostars (voor het innovatieve mkb), het EU Quantum Internet Programma en Digital Europe.

Eureka is een intergouvernementele organisatie van 45 landen en de Europese Commissie. Zij stimuleert marktgerichte R&D en innovatie in internationale samenwerkingsverbanden. Eureka Clusters richten zich op specifieke thematische gebieden. Nederland neemt deel aan twee Clusterprogramma’s: ITEA en XECS. ITEA is een Eureka Cluster op het terrein van software-intensieve systemen en diensten, XECS richt zich op elektronische componenten en systemen.

Binnen de vier Nederlandse EFRO-programma’s ligt de focus op een ‘slimmer’ en ‘groener’ Europa. Het geld is vooral bedoeld voor het mkb voor innovatie (slimmer) en de overgang naar een koolstofarme (groenere) economie. Ook is samenwerking tussen mkb en kennisinstellingen mogelijk.

 

Binnen deze Europese subsidieregeling werken partijen uit verschillende landen samen aan grensoverschrijdende projecten voor slimme, groene en inclusieve groei.

IPCEI staat voor ‘Important Project of Common European Interest’, in het Nederlands: ‘belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang’. Een IPCEI is een geïntegreerd Europees project dat bestaat uit meerdere nationale projecten van bedrijven of onderzoeksinstellingen of een combinatie daarvan uit diverse EU-lidstaten. De partijen zijn complementair, zorgen voor synergie en dragen bij aan strategische Europese doelen. Nederland neemt deel aan of heeft interesse in de IPCEI Cloud Infrastructuur en Services, IPCEI Micro elektronica, IPCEI Waterstof en IPCEI Health.