Hoofdredacteur Bart Brouwers van Innovation Origins heeft in september Marc Hendrikse geïnterviewd over de positie die Nederland wereldwijd heeft als hightech land, het belang van sleuteltechnologieën daarin en wat daarvan de maatschappelijke en economische impact is. Maar ook waar de kansen en bedreigingen liggen voor de komende jaren, waaronder de Groeifondsvoorstellen, de Human Capital Agenda en natuurlijk de KIA Sleuteltechnologieën. Een soort ‘State of the Union’ van onze sector dus, met een blik op de toekomst. Lees hieronder het volledige interview. Dit is ook beschikbaar als podcast (35 minuten).
Bron: Innovation Origins
Holland High Tech verzilvert de kansen voor Nederland - en verkent de bedreigingen voor de komende jaren
Als boegbeeld en voorman van de Topsector High Tech Systemen en Materialen (HTSM) / Holland High Tech is Marc Hendrikse thuis in de wereld van hightech. Hij heeft de sector in de laatste tien jaar niet alleen in Nederland, maar wereldwijd op de kaart gezet. Dat juist hij die rol heeft, is niet vreemd, gezien zijn verleden bij onder meer DAF Trucks, BOVA en NTS-Group. We spreken hem over de positie die Nederland wereldwijd heeft als high tech land, wat daarvan de maatschappelijke en economische impact is en waar de kansen en bedreigingen zitten voor de komende jaren. Rode draad in het gesprek vormt de Kennis en Innovatieagenda Sleuteltechnologieën, waarin de Topsectoren hun ambitie op het gebied van technologieontwikkeling laten zien.
Als we het over HTSM hebben, dan hebben we het over een breed scala aan sleuteltechnologieën. Denk daarbij aan elektronica, fotonica, quantumtechnologie, nanotech, medische technologie, high tech materialen en de alles overkoepelende systeemtechnologie. Hoe houd je als een HTSM-boegbeeld al die bordjes in de lucht?
“Waar ik altijd voor heb gezorgd in alle functies die ik ooit heb gehad: verzamel goede mensen om je heen. Het is een illusie dat je dat allemaal zelf kunt, dus zorg dat je talenten om je heen krijgt, mensen die inhoudelijk goed en sterk zijn. En dan moet je beginnen met verbindingen leggen. Dat is altijd een beetje mijn rol geweest: verbindingen leggen. Vervolgens kun je samen zorgen voor een visie op de toekomst en daar dan de specialisten voor aantrekken die ervoor zorgen dat we er daadwerkelijk gaan komen. Verbindende kracht is dus belangrijk. Plus een visie over waar we naar toe moeten.”
Neem ons eens mee in de werkweek van een boegbeeld. Hoe ziet je agenda eruit?
“Een boegbeeld representeert drie zuilen: overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven. Je wilt die partijen verbinden en hebt daarbij een rol om uit te leggen hoe de andere partij denkt. Aan het begin van het topsectorenbeleid stonden die werelden nog ver van elkaar verwijderd. Elke zuil heeft zijn eigen dynamiek, zijn eigen mores. Ze hebben weinig kennis van hoe het bij de ander allemaal functioneert. Ik probeer dat te doorbreken zodat er meer begrip over en weer ontstaat. Inmiddels is dat voor een heel groot deel gelukt en dan zie je ineens dat zaken in beweging kunnen komen, simpelweg omdat men elkaar vindt. Die gesprekken voeren, daar bijeenkomsten voor beleggen, óók gericht op investeringen van de overheid in onderzoek en innovatie via de TKI-regeling, daarover het gesprek blijven voeren en zorgen dat de hele achterban meekomt, dat is een beetje wat een boegbeeld moet doen.”
Hoe machtig ben je als HTSM-boegbeeld?
“Daarvoor is het goed om even naar die TKI-regeling te kijken. Uiteindelijk gaat het erom dat bedrijven bereid zijn om te investeren in kennisinstellingen zoals universiteiten of TNO. Wij kunnen dat niet besluiten natuurlijk, dat moeten die bedrijven zelf doen. Maar wat wij wel kunnen doen is als startmotor fungeren. In de zin van “als jullie dit nu doen, dan doen wij er ook wat subsidie bovenop” en zo ondersteunen we zaken die nieuw zijn, bijvoorbeeld rond quantumtechnologie, wat daarna ook echt een vlucht heeft genomen, in Holst Centre, het ARCNL-instituut, zo heb je een aantal zaken die nog in een beginfase zijn en wel een duwtje kunnen gebruiken. Je kunt, kortom, heel veel invloed uitoefenen, maar uiteindelijk moeten het de bedrijven, de kennisinstellingen en de overheid zelf zijn die besluiten echte stappen te gaan zetten.
Wat me wel is opgevallen de laatste jaren is dat wij, doordat we een van de weinige partijen zijn die geen lobby agenda hebben, als zeer geloofwaardig gezien worden. Onze agenda is heel Nederland, of zelfs daarbuiten, en dat betekent dat wat wij roepen extra geloofwaardigheid heeft in Den Haag en elders; het is geen individuele agenda, maar een die door de volle breedte van het speelveld onderschreven wordt.”
Sinds 2011 was je betrokken bij het topsectorenbeleid HTSM, sinds 2017 als boegbeeld. Wat heeft het opgeleverd?
“Allereerst: we hebben elkaar gevonden. En dat is, gezien de enorm versnipperde achterban, echt bijzonder. Het gaat van van aerospace tot automotive tot lab-on-a-chip, organ-on-a-chip, nanotechnologie, semiconductor, kwantumtechnologie… het zijn technologieën, het zijn toepassingen, het is ontzettend breed. Er was geen paraplu die eroverheen hing, men kende elkaar niet of nauwelijks. We zijn onder de naam Holland High Tech begonnen onszelf te profileren. Gewoon door te laten zien hoe groot deze sector werkelijk is. Dat hebben we zowel in buitenland als binnenland gedaan. Mooiste voorbeeld is nog steeds de eerste Hannover Messe die we georganiseerd hebben in 2012, met als grootste succes dat Nederland er ook zelf achter kwam hoe groot we werkelijk waren. Twee jaar later deden we dat als partnerland nog eens dunnetjes over en plotseling kwamen er ook diverse ministers voorbij. Iedereen zag ineens hoe goed wij werkelijk zijn in high-tech. Dat was daarvoor, zeker in politiek Den Haag, nog niet het geval. Ook de breedte van de sector was nauwelijks bekend: dat er een half miljoen mensen in werken, dat we verantwoordelijk zijn voor een kwart van de Nederlandse export. Het was altijd al groot en breed, maar doordat het zo versnipperd was, was het minder goed zichtbaar allemaal. Dus het eerste echte effect voor mij van het topsectorenbeleid was het zichtbaar maken dat we er waren, hoe groot we waren en hoe belangrijk we waren.
Maar er was ook een groot extern effect. Op dit moment hebben we het over €500 miljoen PPS gelden per jaar, rond publiek-private samenwerking. Dat is heel fors. Maar misschien nog wel belangrijker dan dat geld zelf: bedrijven en kennisinstellingen en overheden hadden ineens een incentive om elkaar te vinden. Dat was in het verleden veel minder het geval.”
Wat doet dat met Nederland als HTSM-land, als kennisland?
“Holland High Tech heeft landen als Duitsland, Frankrijk, Verenigde Staten, Japan en China als doellanden gekozen. We hebben, toen we daarmee begonnen, een onderzoekje gedaan naar onze bekendheid daar als technologieland. Het antwoord was ontluisterend: we waren totaal onbekend, zelfs in Duitsland. Wel Frau Antje, maar niet onze industrie. Dat is afgelopen jaren fors verbeterd, maar er is nog veel werk te doen. Samen met Buitenlandse Zaken hebben we een agenda opgesteld. We hebben inmiddels ook wel door dat we juist in Europa die onafhankelijke technologische basis moeten houden. Daar is ook samenwerking binnen Europa voor nodig. Kijk bijvoorbeeld naar de innovatiesamenwerking die inmiddels is ontstaan met Frankrijk en Duitsland, dat resulteert in samenwerking rond waterstofontwikkeling, lichtgewicht materialen en emissieloos transport. Dat zijn belangrijke trajecten en we merken dat zeker deze landen inmiddels heel goed beseffen wat wij in Nederland op die onderwerpen te bieden hebben. Rond fotonica doen we iets soortgelijks met de Amerikaanse westkust, voor automotive richten we ons naast de eerder genoemde landen op Michigan en voor nano op Japan. Juist die inhoudelijke logica is belangrijk, anders wordt het te groot om te bevatten.
Nederland als land heeft wel een positieve reputatie, dat helpt ons bij elke introductie, maar we moeten toch telkens opnieuw duidelijk maken wat wij binnen HTSM te bieden hebben. Dan merk je dat die landen ook geïnteresseerd raken. Wat dan vaak ook helpt zijn combinaties van universiteiten die elkaar al kennen, of andere bestaande contacten tussen bedrijven. En altijd krijgen we daarbij hulp van de overheid - bijvoorbeeld door de gerichte inzet van bewindspersonen - om het op gang te krijgen. Dat spel beginnen we steeds beter te spelen.”
De waterstoftransitie is een van de voorbeelden die je noemt. Onlangs maakte Duitsland bekend daar tientallen miljarden in te pompen. Wat voor rol kun je dan nog spelen vanuit Nederland?
“Het gaat erom te laten zien waar je complementair bent. Nederland is bijvoorbeeld heel sterk in dunne-filmtechnologie en optomechatronica en we zouden op het gebied van electrolyse nieuwe technologieën kunnen ontwikkelen waarmee we aanvullend zijn op de expertise die de Duitsers weer inbrengen in dit thema. Door het samen te doen en door misschien geen miljarden maar ook serieus geld hieraan te koppelen, kun je grote stappen zetten, samen. Electrolyse is sowieso van groot belang omdat je straks flink omlaag moet in de kostprijs voor waterstof. Wij zijn nu al erg goed hierin, zeker omdat je hier verschillende technologieën voor met elkaar moet gaan combineren. Daar zijn wij in Nederland echt wereldkampioen in.
Het proces is misschien wel bekend, maar je moet met iets nieuws komen. Dat te realiseren, dat zit in onze cultuur. We zijn het minst hierarchische land ter wereld, en dat werkt zowel verticaal als horizontaal. De uitvoerder staat in nauw contact met de uitvinder, maar ook tussen sectoren werkt dat, mede omdat het geaccepteerd is dat elk van de betrokken specialisten eigenwijs genoeg is om te denken dat die het probleem van de ander kan oplossen. Dat leidt tot systeemtechnologie, daar zijn we onverslaanbaar in. Juist die systeemtechnologie heb je nodig omdat op veel van de terreinen die nu belangrijk zijn de bestaande systemen niet meer functioneren. Maar als er een ander deelsysteem moet komen, moet je wel naar het hele systeem durven kijken. Je gaat het niet oplossen door alleen naar de losse elementen daaruit te kijken. En of het nu gaat om emissieloos transport, de waterstoftransitie of om een lab-on-a-chip, je moet technologieën combineren die elkaar daarvoor nog niet kenden. Bijvoorbeeld door de chemische industrie met de hightech industrie te verbinden. Door Shell en ASML bij elkaar te brengen kun je stappen zetten die voorheen ondenkbaar waren.”
Zou het dan niet goed zijn als Nederland ook een aparte opleiding in systeemtechnologie zou krijgen?
“Jazeker, daar richten we ons ook op in onze programma’s. We zijn schatplichtig aan Philips in deze: die hadden dit goed voor elkaar binnen het bedrijf. Maar nu moeten we ervoor zorgen dat we die kennis, kunde en vaardigheden doorzetten naar een nieuwe generatie en dat vergt investeringen, ook op universitair niveau.”
Daaraan gekoppeld, een terugkerende vraag: hoe komen we aan voldoende nieuwe slimme talenten?
“High tech Campus is het ultieme voorbeeld dat je uit de hele wereld mensen hiernaartoe kunt halen, hetzelfde geldt voor een bedrijf als ASML: van overal vandaan willen mensen hiernaartoe komen om voor ASML te werken. Zoals iedereen wil voetballen bij Barcelona, wil iedereen ook naar dat bedrijf dat de topper is in systeemtechnologie. De cultuur van de arbeid in Nederland is ook heel plezierig voor die nieuwkomers, ook als ze met een gezinnetje hiernaartoe komen hebben we veel te bieden. Ik maak me niet veel zorgen over de houdbaarheid van dat systeem. Waar ik me dan wel weer grote zorgen over maak is de instroom in vmbo en mbo techniek, want uiteindelijk moet alles wat hier bedacht wordt ook gemaakt worden. Het hier bedenken en ergens anders laten maken, nee, dat is niet goed genoeg. Je moet het hier willen laten maken. Daar zie je helaas dat het echt aan het opdrogen is en de trend die we al jaren proberen te doorbreken, dat lukt ons maar heel matig.
Dat is ook een cultureel probleem, daar moeten we eerlijk in zijn. Op het gebied van meisjes in techniek zijn we ongeveer nummer 80 in de wereld, dat is bizar laag. Andere landen laten zien dat het ook heel anders kan. Ook bij jongeren van allochtone achtergrond doen we het nog steeds slecht als het gaat om instroom in techniekonderwijs. Daar heerst nog teveel het beeld dat je niet in de industrie wilt werken, terwijl de werkelijkheid inmiddels compleet anders is.”
Dat is een serieus probleem. Hoe is hier beweging in te krijgen?
“We hebben al heel veel geprobeerd. In het najaar komt er een aparte hackathon, met als centrale vraag: wat moeten we doen om dit te doorbreken? We met experts van alle kanten proberen om dit te doorbreken, want in alle eerlijkheid: wat we tot nu toe hebben gedaan heeft te weinig effect gehad. Ik ben wel al blij dat technologie wat bekender is geworden en dat de goede verhalen over die sector veel meer gehoord worden. Tien jaar geleden hadden nog maar weinig mensen van ASML gehoord, dat is nu echt wel anders. Nu is men er zelfs trots op. Maar helaas vertaalt zich dat nog niet door in de aanmeldingen op vmbo- en mbo-techniek.”
Uit de opsomming in het begin van dit gesprek blijkt al hoe breed HTSM en de Kennis en Innovatieagenda Sleuteltechnologieën zijn. Is er niet wat meer focus nodig om op een aantal specifieke thema’s?
“Uiteindelijk wel ja. Wat we daarin proberen vast te stellen is waar de wetenschappelijke excellentie zit en welke bedrijven daar behoefte aan hebben. Technology push en market pull, die wil je bij elkaar brengen. Dat doen we bijvoorbeeld in het programma NXTGEN HIGHTECH. Juist vanuit die gedachte zetten we nu bijvoorbeeld in op fotonica, op quantumtechnologie - al is dat nog in een pril stadium - en in optomechatronica, daar zie je dat we zowel de kennis in huis hebben als de mogelijkheden om er vermarktbare toepassingen bij te bedenken en te maken. Wij zoeken op die thema’s de Nederlandse bedrijven op om ze te bevragen over hun blik op de markt. Als dan duidelijk wordt dat de markt bereid is te gaan investeren, dan weet je dat er iets groters kan ontstaan. En omgekeerd: als we die markt niet vinden, als er geen Nederlands bedrijf is dat bereid is te gaan investeren in een nieuwe technologie, dan weet je ook dat het een kansloze operatie wordt.”
De zoektocht naar vermarktbare toepassingen zal voor een groot deel bij start-ups liggen. Nou zijn die er gelukkig volop in Nederland, maar hoe zit het met de kansen om door te groeien naar scale-up?
“De start-up cultuur in Nederland is een stuk verbeterd. Techleap helpt daarbij. Maar waar we minder goed scoren is in het opschalen van deze start-ups tot scale-ups. Dat zit vaak in de financiering. De mogelijkheden in Nederland voor industrieën die een lange horizon vereisen, met hoge investeringen, en hoge returns als het eenmaal lukt, die zijn nog steeds beperkt. De kennis daarover ontbreekt, de durf misschien ook wel een beetje. Mede dankzij de Topsector HTSM heeft de overheid hier een deeptech fonds gecreëerd, een fonds voor scale-ups. We hebben daar lang voor gepleit en nu gaat het er via InvestNL komen, met uiteindelijk zo’n €350 miljoen. Maar dat is nog niet alles, hier komt waarschijnlijk nog iets bij: een privaat fonds waarin ook pensioenfondsen participeren, die dan hun investeringen met het deeptech fonds kunnen gaan matchen. Dan gaat het om grote bedragen en dan kun je echt iets voor elkaar krijgen. Met tickets van 30 tot 50 miljoen euro kun je echt iets betekenen in de fotonica of de quantumtechnologie. De overheid heeft een rol om bedrijven juist in deze fase te steunen.
Naast die fondsen beginnen ook venture capitalists hierin meer een rol spelen. Maar die moeten dan wel bereid zijn om te accepteren dat het wel eens tien of vijftien jaar kan duren voordat het geïnvesteerde geld is terugverdiend. Ook daarin kunnen wij een rol spelen: nieuwe VC’s adviseren. Ik kan zo pakweg tien mensen uitnodigen, mensen met veel ervaring bij ASML of Philips bijvoorbeeld, die samen naar een investeringsvoorstel kunnen kijken en daar een zinnige conclusie aan kunnen verbinden. Een VC kan daar vervolgens op varen bij de keuzes die hij maakt voor een volgende investering. Zo kunnen we een cultuur creëren waarin die elementen elkaar gaan versterken. Precies zoals je dat ziet rond Cambridge en Silicon Valley zou je dan ook hier in Nederland een zichzelf versterkend ecosysteem kunnen creëren.”