Praktijkgericht onderzoek aan hogescholen heeft de afgelopen twintig jaar veel vooruitgang geboekt. Nu is het de beurt aan het mbo-onderwijs om zich te profileren in de onderzoekswereld. Het vierde NWO-debat 'Wetenschap werkt!' vond begin juli plaats bij het ROC Mondriaan in Den Haag. Dit debat richtte zich op het onderzoek in het mbo, hbo en wo en hoe deze drie optimaal kunnen functioneren met behoud van hun eigen identiteit.

Lees verder

Tijdens het NWO-debat werd er teruggeblikt op investeringen in onderwijs en onderzoek en vooruitgekeken naar de rol van onderzoek in de toekomst. Aanwezigen waren onder andere NWO-bestuursvoorzitter Marcel Levi, Sjoukje Heimovaara (bestuursvoorzitter van Wageningen University and Research), Adnan Tekin (voorzitter van de MBO Raad) en Anneloes van Staa (lector Transities in Zorg bij Kenniscentrum Zorginnovatie). Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Robbert Dijkgraaf was ook aanwezig. Het mbo in de onderzoekswereld en de gelijke waardering en verbindingen tussen mbo, hbo en wo waren belangrijke onderwerpen. Het doel was om de kwaliteit en diversiteit in onderzoek te bevorderen en beter aan te laten sluiten bij maatschappelijke uitdagingen. Dit vormde het centrale thema van de discussie.

Bekijk het debat:

Verschillende talenten waarderen

Die samenwerking tussen verschillende vormen van onderwijs en onderzoek kan veel opleveren, trapt Adnan Tekin af. ‘Ik sprak laatst een collega van de Technische Universiteit Eindhoven, waar Lightyear is geboren, de eerste commerciële zonne-auto. Er is nu flink wat uitdaging rondom die auto, maar de studenten van de universiteit die het hebben uitgevonden zaten er niet op te wachten om met mbo-studenten aan de slag te gaan. Toen ze het toch deden, zag een mbo-student gelijk dat het wiel verkeerd gelast was. “Als jij met deze auto gaat rijden, dan kom je niet ver,” merkte de student op. En daar kreeg hij gelijk in.’

Ook de andere deelnemers zien meerwaarde in een breder spectrum van mogelijkheden in onderzoek. Sjoukje Heimovaara ziet het als een positieve ontwikkeling dat de ‘drift’ die ze een aantal jaren geleden nog zag richting de universiteit, minder wordt: ‘Er werd, soms nog steeds wel, in een ladder gedacht, terwijl de verschillende vormen van onderwijs en onderzoek naast elkaar staan. Het mooie van het idee van een waaier, is dat we veel meer op basis van gelijkwaardigheid kijken welke onderzoeker en welk onderzoek waar past.’ Dat begint al bij het vroege onderwijs, volgens Heimovaara: ‘Het is nu zo dat als je hoge cijfers scoort op cognitief vlak, je bovenin de ranglijst komt. Als je meer praktisch onderwijs zou geven, zou er meer waardering voor verschillende talenten ontstaan.’

Pionieren op de hogeschool

AnneLoes van Staa zag vijfentwintig jaar geleden al dat haar academische onderzoek ook goed zou passen op de hogeschool. Met haar overstap van de Erasmus Universiteit naar de Hogeschool Rotterdam was ze toen nog pionier. ‘Het werd gezien als een demotie. Mensen vonden het zielig voor mij dat ik niet op de universiteit kon blijven en moest “afdalen” naar het hbo. Maar het was mijn eigen keuze en ik ben heel blij dat ik die gemaakt heb. Het heeft mijn carrière een hoge vlucht gegeven en me veel gebracht.’ Makkelijk was het niet, om te pionieren met onderzoek in een omgeving waar dat nog niet bestond, benadrukt Van Staa. ‘Er was zelfs een zekere afkeer vanuit collega’s, ‘academisering’ was een vies woord. Maar ik vond het uitdagend.’

Inmiddels heeft het praktijkgerichte onderzoek aan hogescholen een volwaardige plek in het onderzoeksstelsel. Toch zijn er ook nog veel stappen te zetten, ziet Marcel Levi: ‘Ik ben gefascineerd door de keten van onderzoek, waarin elk type onderzoek weer onderscheidend is en iets toevoegt. Maar we moeten ons ook realiseren dat de ontwikkeling nog best wel in de kinderschoenen staat. Het praktijkgerichte onderzoek moet de komende jaren gewoon nog beter worden.’
 

Geen hbo of universiteitje spelen

Als het over praktijkgericht onderzoek gaat, kloppen sinds kort ook de mbo’s aan de deur. ‘Je moet aan tafel zitten, wil je gelijk behandeld worden’, vindt Adnan Tekin. Hij is verheugd dat de minister het mbo die plek aan tafel heeft gegeven. ‘We gaan nu kijken hoe onze kennisinfrastructuur er over vijf, zes jaar uit moet zien. Met de extra middelen hebben we de komende jaren de rust gekregen om daar goed over na te denken.’ Om dezelfde positie te krijgen als de hogescholen, is er nog een lange weg te gaan, ziet Tekin: ‘De Hogeschool Rotterdam heeft alleen al tachtig lectoren, wij als alle mbo’s samen hebben op dit moment ongeveer honderd practoren (een onderzoeker op een mbo-instelling, red.) over het hele land.’ Maar, werpt Van Staa tegen, ‘Zo ben ik ook begonnen’. Toch staat voor Tekin niet om de hoeveelheid middelen of mensen voorop, maar het bewijzen van de meerwaarde van het mbo. ‘We moeten geen hbo of universiteitje gaan spelen, wat mij betreft, maar vasthouden aan onze eigen functierol.’

Ook minister Dijkgraaf denkt dat het belangrijk is om de kwaliteiten in elk van de domeinen te benadrukken: ‘Ik denk dat het principe van gelijkwaardigheid betekent dat je de ideale uitgangspositie hebt voor die diversiteit. Ik kreeg laatst zo'n hele mooie flexa-kleurenwaaier in mijn handen, ter illustratie daarvan. Je wilt al die verf niet allemaal in één grote pot gooien, want dan krijg je een grijsbruin prutje waar niemand zich in herkent. Maar er liggen bij de hogescholen en vooral bij het mbo nog heel veel meer mogelijkheden om de eigenheid te definiëren.’

Misverstand

Tegen het einde van het gesprek wordt de vraag opgeworpen of de focus op praktijkgericht onderzoek niet ten koste gaat van fundamenteel onderzoek. Marcel Levi is daar resoluut over: ‘Dat vind ik zo’n misverstand. Er is de laatste jaren natuurlijk heel veel toegepast onderzoek bijgekomen, ook bij NWO. Maar dat is nog nul keer ten koste gegaan van het fundamentele onderzoek. Dat is nog net zo groot, of zelfs een stukje groter dan het was. Ook als je alle inflatiecorrecties en andere dingen daarop toepast.’ Gevraagd naar zijn wens voor de toekomst geeft Levi aan dat het nu de opdracht aan onszelf is om de samenhang tussen alle vormen van onderzoek te blijven vinden, en te verbeteren. ‘Dat geldt voor de hele keten van onderzoek waar we nu over spreken, op al die verschillende niveaus.’

Dijkgraaf geeft in zijn slotwoord aan dat ‘we ons langzamerhand beginnen te realiseren dat de wetenschap een nog belangrijkere rol in de samenleving speelt en zou kunnen spelen dan nu. Dat vind ik een hele belangrijke boodschap om vanuit de samenleving te horen en daar gaan we gehoor aan geven.’